Geelbuikvuurpad
Geelbuikvuurpad
(Bombina variegata)
De kikker heeft een groot verspreidingsgebied in het midden en zuiden van Europa en komt onder andere voor in België en Nederland (Zuid Limburg). Hier is de soort echter bedreigd en staat op de Nederlandse rode lijst.
De geelbuikvuurpad is een kleine, gedrongen kikker met een afgeplat lichaam. De lichaamslengte is ongeveer 35 tot 45 millimeter, maximaal 56 mm, de mannetjes blijven iets kleiner dan de vrouwtjes.
De kleur van de bovenzijde is variabel, van geelbruin tot bruin, olijfgroen of grijs. De kleur verschilt enigszins per leefgebied. Zowel de voor- als achterpoten zijn donker gebandeerd, maar door de donkere basiskleur is dit moeilijk te zien. Soms komen op de rug twee vage lichte vlekken voor. Door de wratachtige structuren en de bruine tot grijze kleur van de bovenzijde van de poten, is de kikker goed gecamoufleerd en lijkt hij sprekend op een kluit. De buikzijde is juist felgeel tot oranje. Minder dan 50% van het huidoppervlak bestaat uit zwarte, ronde strepen tot vlekken die per individu in aantal, grootte en vorm kunnen verschillen.
De geelbuikvuurpad heeft geen duidelijk zichtbare paratoïden, de gifklieren achter de ogen die andere inheemse kikkers en padden wel hebben, zoals de gewone pad. Op de rug is echter een dichte opeenhoping van vele wratachtige structuren aanwezig die bestaan uit huidklieren. Deze hebben de taak de huid vochtig te houden maar produceren ook een sterk gif dat, als het in de ogen of in de slijmvliezen komt, tot hevige pijnen kan leiden.
De geelbuikvuurpad is endemisch in Europa en leeft in grote delen van centraal- en zuidelijk Europa, met uitzondering van het Iberisch Schiereiland, delen van de Balkan en rond de poolgrens. In veel streken is de soort zeldzaam. De kikker komt voor in België, Bulgarije, Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Italië, Liechtenstein, Luxemburg, Moldavië Montenegro, Nederland, Oekraïne, Oostenrijk, Polen, Roemenië, Servië, Slowakije, Slovenië, Tsjechië en Zwitserland.
Gedurende de voortplantingstijd is de kikker zowel nacht- als dagactief, in de wintermaanden meer schemer- en nachtactief, alleen na een regenbui zijn de kikkers overdag wel eens te zien.
In vergelijking met andere padachtige kikkers is de geelbuikvuurpad een waterminnende soort die voornamelijk in of in de directe nabijheid van het water wordt aangetroffen. Alleen de juvenielen zijn tot meer dan een kilometer ver van het water te vinden zodat ze zich naar nieuwe gebieden kunnen verspreiden. Buiten de voortplantingstijd leeft de kikker echter op het land en wordt aangetroffen onder stenen, houtblokken en in struiken. De winterslaap, die loopt van september tot maart, wordt altijd op het land doorgebracht. In gebieden waar het in de zomer erg droog is, wordt een aestivatie gehouden, een zomerrust waarbij de dieren zich terugtrekken.
De voortplantingstijd loopt van april tot augustus, er zijn meerdere afzetperiodes mogelijk die niet synchroon lopen maar gedurende de lente en zomer kunnen plaatsvinden. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de ontwikkeling van de larven in tijdelijke wateren. Doordat deze wateren snel opdrogen, komt het voor dat de larven uitdrogen voordat ze hun ontwikkeling hebben voltooid waardoor ze sterven. Ook kunnen de larven die later in het jaar zijn afgezet, verrast worden door de vorst wat ze niet overleven. Het voordeel van tijdelijke wateren is het ontbreken van concurrerende amfibieën en vissen die het legsel of de larven eten.
De mannetjes hebben geen kwaakblaas en produceren een relatief zacht geluid dat het meest lijkt op oenk – oenk – oenk, ze kwaken meestal drijvend in het water. Als een andere kikker in de buurt komt, wordt deze door het wellustige mannetje besprongen waarbij soms wel eens per ongeluk een ander mannetje wordt gegrepen waarna deze met kwakende geluiden protesteert. Indien zich een vrouwtje aandoet, vindt de amplexus plaats, waarbij het mannetje zich met zijn voorpoten aan de lendenen van het vrouwtje vastklemt. Dit wordt de amplexus lumbaris genoemd, deze vorm van paargreep komt voor bij de meer primitieve kikkers. Pas nadat het vrouwtje haar eitjes heeft afgezet en het mannetje deze heeft bevrucht – er vindt dus geen inwendige bevruchting plaats – zit zijn taak erop en laat het mannetje los.
Rijk: Animalia (Dieren)
Stam: Chordata (Chordadieren)
Klasse: Amfibia (Amfibieën)
Orde: Anura (Kikkers)
Familie: Bombinatoridae
Geslacht: Bombina (Vuurbuikpadden)
Herkomst: Midden en zuiden van Europa
Voedsel: insecten en kleine (on)gewervelden
Leeftijd in de natuur: 10-20 jaar
Leeftijd in dierentuinen: 15-25 jaar
Solitair/groep: Solitair
Aantal eieren: 120-170
Bedreiging: IUCN: Niet Bedreigd – Lokaal bedreigd in Nederland